Les 13 – Uitleg opbouwen met visuele samenvattingen

Ha ,

 

Om leerlingen te ondersteunen bij het herinneren en onthouden van informatie, kun je gebruik maken van visuele samenvattingen.
In deze les laat ik aan de hand van een voorbeeld zien hoe je dit kunt doen. Vervolgens bied ik je een stappenplan én een aantal visuele structuren die je kunt gebruiken.

 

Oefening en werkblad


Stappenplan
  • Wat is het overkoepelende thema van de les? Maak hier een heldere titel van;
  • Welke onderwerpen komen aan bod? Schrijf deze op als kernpunten. Zie dit als subkoppen;
  • Welke informatie wil je bij deze onderwerpen geven. Vat deze samen in kernwoorden of korte zinnetjes;
  • Kies een visuele structuur waarin je deze informatie kunt samenvatten, haal inspiratie uit de superschema’s en voorbeelden op deze pagina;
  • Welke grote of kleine iconen ondersteunen het verhaal? Geef deze een plek binnen de structuur;
  • Ondersteun de tekeningen met tekst (in de vorm van koppen of bulletpoints);
  • Schuif en schrap in je kladversie tot je tevreden bent;
  • Teken je definitieve versie en bepaal: wat zet ik van tevoren op? En wat teken of schrijf ik er live bij?
  • Teken wat je van tevoren opzet in een zwarte lijn en wat je live tekent of schrijft in een andere kleur. Dit is je spiekbriefje tijdens de les.

Gebruik een superschema als structuur

Vind je het lastig om zelf een tekening op te zetten? Gebruik dan een superschema als basis structuur. Superschema’s bieden een handige structuur om in te tekenen en schrijven. Superschema’s zijn verschillende soorten schema’s die het denken van leerlingen ondersteunen.  Zo’n superschema combineert taal met symbolen zodat relaties en verbanden duidelijk zijn. Deze schema’s worden gebruikt om kennis en/of informatie weer te geven. Marzano (2014) beschreef een aantal patronen, om informatie te rangschikken:
  • beschrijvend patroon (feiten over personen, plaatsen, dingen en gebeurtenissen)
  • tijdbalkpatroon (gebeurtenissen in specifieke chronologische volgorde)
  • proces/oorzaak-gevolg patroon (volgordelijke, samenhangende stappen)
  • episodepatroon (grote hoeveelheid informatie over specifieke gebeurtenissen)
  • generalisatie/principepatroon (algemene beweringen met ondersteunende voorbeelden)
  • conceptpatroon (visuele verkenning van een concept, zoals een mindmap)

David Hyerle (1996) ontwikkelde visuele superschema’s bij deze patronen, de Thinking Maps. Een aantal hiervan zijn hieronder uitgewerkt.

Boomwortel

Het boomwortelschema is een visuele weergave waarmee je informatie kunt classificeren/ rubriceren.

Het maakt leerlingen bewust van hoofdideeën, ondersteunende ideeën en details. Het boomwortelschema is een visueel alternatief voor ‘rijtjes en opsommingen’.

Het is ook een werkvorm die je goed kunt inzetten om woordenschat te vergroten.

Oorzaak – gevolgschema

Het oorzaak-gevolgschema is een handig model waarmee je de oorzaak en gevolg van een gebeurtenis of fenomeen kunt verkennen. In het midden staat een gebeurtenis (of probleem) centraal. Aan de linkerzijde verzamel je oorzaken, aan de rechterzijde breng je de gevolgen in beeld.

De belangrijkste toepassingen van het oorzaak-gevolgschema zijn: historische analyses, oorzaak- en gevolgverkenning van een (natuurkundig, sociaal, maatschappelijk etc.) probleem, het voorspellen van gevolgen en inzicht in het eigen gedrag.

Stroomschema

Met een stroomschema kun je de chronologische volgorde van gebeurtenissen of processtappen inzichtelijk maken. De simpelste vorm van een stroomschema bestaat uit een horizontale rij rechthoeken, die worden verbonden door pijlen. De pijlen geven de richting en volgorde aan. In werkelijkheid kan een stroomschema verschillende vormen aannemen. Het hoeft niet altijd een horizontale weergave te zijn. Het stroomschema kan ook van boven naar onder worden weergegeven, zigzaggend, of in een cirkel (cyclus).

Het doel van het stroomschema is om volgorde-denken te stimuleren. Het zorgt dat je informatie visueel kunt opbreken in kleinere brokken en die kunt weergeven in een bepaalde volgorde (eerst dit – dan dat).

Venn diagram

Een venndiagram wordt gebruikt om een of meer verzamelingen en hun overlap te vergelijken. Hiermee breng je overeenkomsten en tegenstellingen in beeld.

Met een venndiagram kun je voorkennis stimuleren en toetsen of leerlingen verbanden laten leggen tussen twee verschillende categorieën/onderwerpen/items.

Vergelijken op basis van overeenkomsten en verschillen daagt leerlingen uit om op dieper niveau na te denken over twee (of meer) onderwerpen. 

Bloemschema

Met een bloemschema kun je een hoofdthema verder verkennen en opdelen in subcategorieën.

In een bloemschema kun je bijvoorbeeld woordenschat vergroten. Door een categorie te nemen (fruit) en deze op te delen in soorten (banaan, appel, peer etc).

Mindmap

Een mindmap is ‘een kaart van je gedachten’. Het diagram is opgebouwd rondom een centraal thema. De vorm van de mindmap is geschikt om te associëren, gedachten te ordenen en relaties zichtbaar te maken. Het kenmerk van een mindmap is dat deze bestaat uit kleurrijke ‘takken’, begrippen, relaties en plaatjes.

De mindmap biedt een visueel overzicht, dat niet lineair is. Dit betekent dat op voorhand nog geen volgorde of ordening bepaald hoeft te worden. Dit maakt de mindmap een vrij instrument, dat veel ruimte biedt om associatief te denken en snel ideeën uit je hoofd, op papier te krijgen.

Terug naar de startpagina

Ga naar de volgende les